ECLI:NL:RVS:2022:1270
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- H.G. Sevenster
- A. Kuijer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 9 maart 2022 het beroep tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 14 februari 2022 besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk te verklaren. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de grieven van de vreemdeling beoordeeld. In grief 1 werd aangevoerd dat de rechtbank niet correct had geoordeeld over de toepassing van het toetsingskader uit het arrest van het HvJEU van 10 juni 2021. De Afdeling oordeelt dat de rechtbank terecht heeft vastgesteld dat er nieuwe elementen of bevindingen moeten zijn die de kans op internationale bescherming aanzienlijk vergroten. De Afdeling bevestigt de motivering van de rechtbank en verduidelijkt dat het hier gaat om de tweede fase van de eerste stap in de beoordeling.
De overige grieven (2, 3 en 4) van de vreemdeling leiden ook niet tot vernietiging van de uitspraak. De Afdeling concludeert dat deze grieven geen vragen bevatten die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.