ECLI:NL:RVS:2022:1387

Raad van State

Datum uitspraak
12 mei 2022
Publicatiedatum
12 mei 2022
Zaaknummer
202104158/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 juni 2021. De rechtbank had in die uitspraak het beroep van een vreemdeling gegrond verklaard, die verzocht om uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris had eerder, op 10 maart 2020, de aanvraag van de vreemdeling om uitstel van vertrek afgewezen. Na het indienen van bezwaar door de vreemdeling, verklaarde de staatssecretaris dit bezwaar ongegrond op 16 april 2020. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, wat leidde tot het hoger beroep van de staatssecretaris.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 mei 2022 uitspraak gedaan. Het hoger beroep van de staatssecretaris is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De staatssecretaris heeft het besluit van 11 oktober 2021 genomen ter uitvoering van de eerdere uitspraak van de rechtbank, en het beroep is terugverwezen naar de rechtbank voor verdere behandeling.

Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep zijn gemaakt. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 1.518,00, en er wordt een griffierecht van € 541,00 geheven van de staatssecretaris.

Uitspraak

202104158/1/V3.
Datum uitspraak: 12 mei 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 3 juni 2021 in zaak nr. 20/3136 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 10 maart 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem krachtens artikel 64 van de Vw 2000 uitstel van vertrek te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 16 april 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juni 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij besluit van 11 oktober 2021 heeft de staatssecretaris het tegen het besluit van 10 maart 2020 gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
De vreemdeling heeft daartegen beroepsgronden ingediend.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
3.       De staatssecretaris heeft het besluit van 11 oktober 2021 genomen ter uitvoering van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling verwijst het beroep naar de rechtbank om door haar te worden behandeld (artikel 6:19, eerste en vijfde lid, van de Awb). De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       verwijst het beroep tegen het besluit van 11 oktober 2021, V-[…], naar de rechtbank;
III.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van hoger beroep en beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
IV.      bepaalt dat van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een griffierecht van € 541,00 wordt geheven.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. C.C.W. Lange, en mr. B. Meijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Wissel
voorzitter
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 12 mei 2022
872