ECLI:NL:RVS:2022:1450
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 18 mei 2022 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 25 februari 2021, aangevuld op 16 november 2021, de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 12 april 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vreemdeling terecht aanvoerde dat de rechtbank niet had onderkend dat de staatssecretaris onvoldoende rekening had gehouden met zijn referentiekader, met name met betrekking tot de leeftijd van de vreemdeling ten tijde van de ontdekking van zijn homoseksualiteit. Desondanks leidde dit niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling met zijn overige grieven niet had kunnen aantonen dat zijn verklaringen over belangrijke punten van zijn asielrelaas geloofwaardig waren. De staatssecretaris had op basis van deze tekortkomingen het relaas van de vreemdeling ongeloofwaardig kunnen achten.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 mei 2022.