ECLI:NL:RVS:2022:1707

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2022
Publicatiedatum
15 juni 2022
Zaaknummer
202103482/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris

Op 15 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was afgewezen bij besluit van 27 november 2020. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 14 mei 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.L. Sarin, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

In de uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:93) heeft de Afdeling overwogen dat de staatssecretaris niet het verschil tussen afvalligheid en atheïsme als asielmotieven heeft onderkend. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de staatssecretaris niet in staat was om de geloofwaardigheid van atheïsme zorgvuldig te beoordelen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de tweede en vijfde grief in het hogerberoepschrift slagen.

Het hoger beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De Afdeling heeft het beroep gegrond verklaard en het besluit van 27 november 2020 vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden op dat moment. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202103482/1/V2.
Datum uitspraak: 15 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 14 mei 2021 in zaak nr. NL20.21946 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 14 mei 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.L. Sarin, advocaat te Haarlem, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:93, heeft de Afdeling overwogen dat de staatssecretaris niet het verschil tussen afvalligheid en atheïsme als asielmotieven heeft onderkend. Hierdoor is het voor de bestuursrechter niet mogelijk daadwerkelijk en effectief te toetsen hoe de staatssecretaris in de veelheid en verscheidenheid van concrete gevallen het onderzoek en de beoordeling verricht en of concrete besluiten over de geloofwaardigheid van atheïsme zorgvuldig worden voorbereid en deugdelijk worden gemotiveerd. Uit deze uitspraak volgt dat de tweede en vijfde (in het hogerberoepschrift als grief IV weergegeven) grief slagen.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 27 november 2020 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw op de aanvraag moet beslissen en daarbij rekening moet houden met de feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in hoger beroep en beroep heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 14 mei 2021 in zaak nr. NL20.21946;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.      vernietigt het besluit van 27 november 2020, V-[…];
V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2277,00 geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2022
664