ECLI:NL:RVS:2022:1726

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2022
Publicatiedatum
17 juni 2022
Zaaknummer
202203081/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.Th. Drop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bewaring van vreemdelingen door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 17 juni 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewaring van vreemdelingen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de vreemdelingen A en B, die samen met hun minderjarige kind in bewaring zijn gesteld op 26 april 2022. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, had op 12 mei 2022 de beroepen van de vreemdelingen ongegrond verklaard en hun verzoeken om schadevergoeding afgewezen. Hiertegen hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. L.J. Blijdorp, hoger beroep ingesteld.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de hoger beroepen niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De hogerberoepschriften bevatten geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 13 januari 2022, waarin het weigeren van een coronatest werd behandeld. De Afdeling concludeert dat de hoger beroepen ongegrond zijn en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris wordt niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 juni 2022.

Uitspraak

202203081/1/V3.
Datum uitspraak: 17 juni 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:
[vreemdeling A] en [vreemdeling B], mede voor hun minderjarige kind,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 12 mei 2022 in zaak nr. NL22.7464, NL22.7465 en NL22.7466 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 26 april 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdelingen in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 12 mei 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard en de verzoeken om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, advocaat te Arkel, hoger beroepen ingesteld.
Overwegingen
1.       De hoger beroepen leiden niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat de hogerberoepschriften geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    De hoger beroepen gaan namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 13 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:85, over het weigeren van een coronatest). De hoger beroepen bieden geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De hoger beroepen zijn ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Drop
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2022
347-962