ECLI:NL:RVS:2022:182

Raad van State

Datum uitspraak
20 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
202106290/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen weigering uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000

Op 3 augustus 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ambtshalve geweigerd om te bepalen dat de uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft, krachtens artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 28 september 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

Tijdens de procedure heeft de staatssecretaris een nader stuk ingediend, waarin hij een besluit van 26 oktober 2021 presenteert. Dit besluit houdt in dat de staatssecretaris de op 21 oktober 2021 door de vreemdeling ingediende aanvraag om uitstel van vertrek heeft ingewilligd, met ingang van 21 oktober 2021 tot 3 maart 2022. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hierop te reageren.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat de vreemdeling onvoldoende belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, aangezien hij zijn doel heeft bereikt door het verleende uitstel van vertrek. Daarom verklaart de Raad van State het hoger beroep niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2022.

Uitspraak

202106290/1/V2.
Datum uitspraak: 20 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 28 september 2021 in zaak nr. NL21.12993 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 3 augustus 2021 heeft de staatssecretaris ambtshalve geweigerd krachtens artikel 64 van de Vw 2000 te bepalen dat uitzetting van de vreemdeling achterwege blijft.
Bij uitspraak van 28 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.B. van den Toorn-Volkers, advocaat te Made, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Het nadere stuk van de staatssecretaris betreft een besluit van 26 oktober 2021, waarbij hij de op 21 oktober 2021 door de vreemdeling ingediende aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 heeft ingewilligd, met ingang van 21 oktober 2021 tot 3 maart 2022. De vreemdeling heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hierop te reageren.
2.       De vreemdeling heeft onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van zijn hoger beroep, omdat hij heeft bereikt wat hij met zijn hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris hem alsnog uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw 2000 heeft verleend.
3.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
w.g. Van Kesteren
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 20 januari 2022
915