ECLI:NL:RVS:2022:1876
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling met risico op vervolging bij terugkeer naar Iran
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd afgewezen op 21 oktober 2021. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, verklaarde het beroep van de vreemdeling op 12 november 2021 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Gavami, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 4 juli 2022 geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de risico's die afvalligen en atheïsten lopen bij terugkeer naar Iran. Dit is in strijd met eerdere uitspraken waarin werd benadrukt dat de staatssecretaris deze risico's grondig moet onderzoeken. De vierde grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is.
De Raad van State heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 21 oktober 2021 vernietigd. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.277,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 4 juli 2022.