ECLI:NL:RVS:2022:2099
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel en hoger beroep tegen uitspraak rechtbank
Op 30 augustus 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch. Op 21 december 2021 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit op de aanvraag moet worden genomen met inachtneming van de uitspraak. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat de zaak niet hoeft te worden aangehouden in afwachting van antwoorden van het Hof van Justitie op prejudiciële vragen, omdat de vreemdeling niet onder de groep valt waarover die vragen gaan. Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden. De Afdeling verklaart het hoger beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 juli 2022, en is vastgesteld door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. van Wezep, griffier.