ECLI:NL:RVS:2022:2357
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen niet in behandeling nemen verblijfsvergunning asiel
Op 15 augustus 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 26 augustus 2021 de aanvraag van de vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, had op 9 november 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E.J.L. van de Glind, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de rechtsvraag behandeld over het indirecte reële risico op schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het EU Handvest bij overdracht aan Denemarken. De Afdeling heeft eerder in een uitspraak van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1864, deze rechtsvraag beantwoord. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het hoger beroep gegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Het besluit van de staatssecretaris wordt ook vernietigd, wat betekent dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag van de vreemdeling moet nemen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak benadrukt de verplichting van de staatssecretaris om te bewerkstelligen dat de vreemdeling kan terugkeren naar Nederland. De beslissing is openbaar uitgesproken op 15 augustus 2022.