202006926/1/A3.
Datum uitspraak: 7 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Utrecht,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 29 oktober 2020 in zaak nr. 20/1867 in het geding tussen:
[appellant]
en
de burgemeester van Utrecht.
Procesverloop
Bij besluit van 27 december 2019 heeft de burgemeester [appellant] een gebiedsverbod opgelegd, geldig tot 5 januari 2020. Daarnaast heeft hij [appellant] verplicht zich op 27, 28 en 31 december 2019 en op 2 en 4 januari 2020 te melden op het politiebureau gevestigd aan de Kaap Hoorndreef 3.
Bij besluit van 9 april 2020 heeft de burgemeester het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 oktober 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 mei 2022, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door F. de Groot, is verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1. Op 23 december 2019 is er op de Tigrisdreef in Utrecht een bushokje vernield met illegaal zwaar vuurwerk. [appellant] is na dit incident na een korte achtervolging aangehouden door de politie. In een proces-verbaal van bevindingen staat dat een agent illegaal vuurwerk heeft aangetroffen in de capuchon van [appellant] en onder de auto waar hij naast stond. Na de aanhouding van [appellant] hebben agenten zijn woning doorzocht. In een proces-verbaal van bevindingen staat dat agenten tijdens deze doorzoeking een aanzienlijke hoeveelheid illegaal zwaar vuurwerk hebben gevonden in de schuur en in de slaapkamer van [appellant], namelijk vier cobra’s, een shell, 340 nitraten en een lawinepijl. [appellant] was een van de personen die werd verdacht van de vernieling. Op 27 december 2019 heeft de rechter-commissaris de bewaring van [appellant] bevolen. Op diezelfde datum heeft de rechter-commissaris de bewaring geschorst op grond van artikel 80 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Aan deze schorsing heeft de rechter-commissaris voorwaarden verbonden, waaronder de voorwaarde dat [appellant] zich zal houden aan de aanwijzingen van Samen Veilig, waaronder een avondklok vanaf 19:00 uur voor de duur en volgens het schema zoals Samen Veilig dit zal vaststellen. Samen Veilig is een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert.
De besluiten van 27 december 2019 en 9 april 2020
2. In het besluit van 27 december 2019 heeft de burgemeester zich op het standpunt gesteld dat met het incident de openbare orde is verstoord. Volgens de burgemeester is [appellant] betrokken geweest bij het incident en bestond er ernstige vrees dat hij in herhaling zou vallen. Om dit te voorkomen heeft de burgemeester hem een gebiedsverbod met meldplicht opgelegd. Het verbod is gebaseerd op artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet. Bij het besluit heeft de burgemeester een kaart gevoegd, waarop het gebied is aangegeven waarvoor het verbod gold. De woning van [appellant] bevond zich in dit gebied. Deze woning heeft de burgemeester van het verbod uitgezonderd. Tussen 8:00 uur en 20:00 uur mocht [appellant] zich van en naar zijn woning verplaatsen, via de routes die zijn aangegeven op de kaart. Volgens de burgemeester vormden de belangen van [appellant] geen reden om af te zien van het opleggen van het gebiedsverbod. Het belang van de handhaving van de openbare orde en de veiligheid wogen zwaarder dan het belang van [appellant] om zich vrij te kunnen bewegen. Hierbij heeft de burgemeester meegewogen dat de openbare orde en de veiligheid in de wijk Overvecht tijdens en rond de jaarwisseling onder druk staan. Verder heeft hij meegewogen dat hij geen andere middelen had om te voorkomen dat [appellant] opnieuw betrokken zal zijn bij een verstoring van de openbare orde. In het besluit van 9 april 2020 heeft de burgemeester dit besluit gehandhaafd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de schorsing van de bewaring door de rechter-commissaris geen reden is om de belangenafweging alsnog in het voordeel van [appellant] te laten uitvallen. De rechter-commissaris moet namelijk een afweging maken tussen het strafvorderlijke belang dat gediend is met de bewaring en de daartegenover staande belangen van de verdachte, terwijl de burgemeester een afweging heeft gemaakt tussen het belang van de handhaving van de openbare orde en de belangen van [appellant]. Hierbij heeft hij, anders dan de rechter-commissaris, de maatschappelijke context laten meewegen. In Overvecht-Noord, in het bijzonder bij de Tigrisdreef, was er al ruim voor 24 december 2019 sprake van verstoringen van openbare orde door vernielingen en geweld. Gelet op de ernst van de situatie was het opleggen van een gebiedsverbod voor de duur van negen dagen een proportionele maatregel, aldus de burgemeester.
Aangevallen uitspraak
3. De rechtbank heeft overwogen dat uit een proces-verbaal van bevindingen van 24 december 2019 blijkt dat [appellant] aanwezig was bij het incident, dat hij verdacht werd van vernieling van het bushokje, dat vuurwerk in zijn capuchon werd gevonden en dat er vervolgens illegaal zwaar vuurwerk in zijn woning is aangetroffen. De burgemeester heeft zich op basis hiervan terecht op het standpunt gesteld dat [appellant] betrokken was bij de verstoring van de openbare orde en dat er een kans was op herhaling. De burgemeester heeft hierin voldoende aanleiding kunnen zien om de maatregel aan [appellant] op te leggen. Dat [appellant] later is vrijgesproken van vernieling maakt dit niet anders, omdat het bij het opleggen van de maatregel gaat om de beslissing die de burgemeester neemt op basis van de op dat moment beschikbare informatie. De rechtbank heeft daarnaast overwogen dat het besluit voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit.
Hoger beroep
4. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de burgemeester zich op het standpunt mocht stellen dat hij betrokken was bij het incident en dat er een kans was op herhaling. Dat hij aanwezig was op de plaats waar het incident plaatsvond en dat hij illegaal vuurwerk had, is hiervoor onvoldoende. Hierbij is van belang dat hij niet eerder betrokken is geweest bij andere incidenten. [appellant] betoogt verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het besluit voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank heeft niet onderkend dat de burgemeester contact had moeten opnemen met het Openbaar Ministerie, zodat het gebiedsverbod inhoudelijk kon worden afgestemd met het bevel tot schorsing van de rechter-commissaris. Anders dan de burgemeester stelt, heeft de rechter-commissaris het belang van de openbare orde en de maatschappelijke context wel betrokken. Nu deze afstemming niet heeft plaatsgevonden, heeft de burgemeester in zijn gebiedsverbod geen rekening gehouden met het tijdsschema van Samen Veilig. Hierdoor heeft de burgemeester onvoldoende rekening gehouden met zijn belangen, aldus [appellant].
4.1. Artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet heeft volgens de geschiedenis van de totstandkoming ervan betrekking op situaties waarin enerzijds niet zonder meer feitelijk kan worden vastgesteld dat overtreding van wettelijke voorschriften ter bewaring van de openbare orde plaatsvindt, terwijl anderzijds sprake is van een zodanige inbreuk op orde en rust, dat niet meer van een aanvaardbaar niveau daarvan kan worden gesproken. Daartegen moet kunnen worden opgetreden. De bepaling dient er toe de burgemeester ook in dergelijke gevallen bevoegd te verklaren tot handelen. De burgemeester kan echter op basis van deze bepaling niet naar willekeur maatregelen ter bewaring van de openbare orde nemen. Er moet zich een verstoring van die orde of ernstige vrees daarvoor voordoen en de bevelen moeten noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Ook mogen de bevelen niet van wettelijke voorschriften afwijken en moeten ze proportioneel en subsidiair zijn (Kamerstukken I 1990/91, 19 403, nr. 64b, blz. 16-17). Een verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor kan worden veroorzaakt door uiteenlopende feiten en omstandigheden, die in boven gemelde bepaling niet nader zijn omschreven. Indien zich een dergelijke situatie voordoet, is de burgemeester bevoegd om de bevelen te geven die noodzakelijk zijn te achten voor de handhaving van de openbare orde. Welke inhoud en reikwijdte dergelijke bevelen mogen hebben, is in de bepaling evenmin nader omschreven. Daarom is in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet aan de burgemeester een aanzienlijke beoordelingsruimte gelaten om te bepalen of de openbare orde is verstoord dan wel ernstige vrees daarvoor bestaat en welke maatregelen daartegen moeten worden genomen. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling, waarin onder meer is vermeld dat de bepaling "is gericht op de voorkoming en bestrijding van allerlei ordeverstoringen" en "dat bevelen in zijn algemeenheid een meer ad-hoc-karakter dragen dan voorschriften" (Kamerstukken I 1990/91, 19 403, nr. 64b, blz. 16-18), volgt dat de wetgever hiervoor bewust heeft gekozen. Indien de burgemeester zich onverwacht geconfronteerd ziet met een verstoring van de openbare orde of indien daar ernstige vrees voor bestaat, heeft hij op grond van deze bepaling de bevoegdheid om daartegen op te treden door het geven van bevelen die op de desbetreffende situatie zijn toegesneden. Niettemin moet de burgemeester bij de uitleg en de aanwending van de in artikel 172, derde lid, van de Gemeentewet neergelegde bevoegdheid rekening houden met het feit dat de bevelen zeer beperkt voorzienbaar zijn en dat daardoor afbreuk kan worden gedaan aan de rechtszekerheid.
4.2. [appellant] bestrijdt niet dat hij aanwezig was bij de vernieling. In een proces-verbaal van bevindingen van 24 december 2019 staat dat er een melding was binnengekomen bij de politie dat twee jongens de vernieling hadden gepleegd en dat zij op een scooter waren weggereden. In het proces-verbaal staat dat deze scooter is staande gehouden en dat [appellant] achterop bleek te zitten. Uit het proces-verbaal van verhoor blijkt dat in de capuchon van [appellant] toen een 'shell' is aangetroffen, illegaal zwaar vuurwerk. In een ander proces-verbaal van bevindingen van 24 december 2019 staat dat bij het vernielde bushokje geel karton is aangetroffen dat lijkt op het karton van een 'shell'. Uit deze omstandigheden heeft de burgemeester redelijkerwijs kunnen afleiden dat [appellant] betrokken was bij de vernieling. Om deze reden, in combinatie met de omstandigheid dat er bij hem thuis een aanzienlijke hoeveelheid illegaal zwaar vuurwerk is aangetroffen, heeft de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt kunnen stellen dat er ernstige vrees was dat [appellant] de openbare orde zou verstoren. Dat [appellant] niet eerder betrokken is geweest bij andere incidenten is relevant, maar onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
4.3. Anders dan [appellant] aanvoert, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het besluit voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Bij het incident is publiek eigendom vernield. Het vuurwerk dat is gebruikt kan bovendien leiden tot ernstig letsel. Het incident vond verder plaats kort voor de jaarwisseling in een wijk waar vaker incidenten plaatsvinden. Onder deze omstandigheden bestond er een noodzaak om op te treden. [appellant] is niet verder in zijn bewegingsvrijheid belemmerd dan voor het bereiken van het doel van het gebiedsverbod vereist was. Het verbod is beperkt tot in totaal negen dagen. Het gebied waar het verbod op zag is beperkt en de woning en de route naar de woning zijn uitgezonderd. [appellant] kan niet worden gevolgd in zijn betoog dat de burgemeester zijn beslissing had moeten afstemmen op die van de rechter-commissaris. De rechter-commissaris heeft een afweging moeten maken tussen het strafvorderlijke belang dat gediend is met de strafrechtelijke bewaring en de daartegenover staande belangen van [appellant]. De burgemeester heeft echter een andere afweging gemaakt, namelijk tussen het belang van de bescherming van de openbare orde en de daartegenover staande belangen van [appellant]. Uit wat hiervoor is besproken volgt dat die afweging van de burgemeester de rechterlijke toets doorstaat. Het betoog slaagt niet.
5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
6. De burgemeester hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzitter, en mr. B.P. Vermeulen en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Fernandez
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2022
753