ECLI:NL:RVS:2022:2672
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak met betrekking tot verblijfsvergunning en uitzetting
Op 6 oktober 2020 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de verblijfsvergunning asiel van de vreemdeling ingetrokken en hem opgedragen de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. Tevens is er een inreisverbod tegen hem uitgevaardigd. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 15 augustus 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak behandeld. De vreemdeling heeft aangevoerd dat hij in Syrië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De staatssecretaris heeft erkend dat er een risico bestaat, maar heeft aangegeven dat er op dit moment geen reden is om aan te nemen dat de uitspraak van de rechtbank zal worden vernietigd. Daarom heeft de voorzieningenrechter geen aanleiding gezien om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de vreemdeling afgewezen. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 14 september 2022.