202202347/1/R4.
Datum uitspraak: 21 september 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], wonend te Zaandam, gemeente Zaanstad,
en
het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 18 januari 2022 heeft het college zijn beslissing om op 13 januari 2022 spoedeisende bestuursdwang toe te passen wegens het in strijd met de Afvalstoffenverordening Zaanstad 2010 van de gemeente Zaanstad aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college vermeld dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang, te weten € 192,00, voor rekening van [appellante] komen.
Bij besluit, verzonden op 7 april 2022, heeft het college het door [appellante] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2022, waar het college, vertegenwoordigd door mr. E.T.A. Boers en E.J.S.F. Boots, is verschenen.
Overwegingen
1. De toepassing van spoedeisende bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een grijze afvalzak die op 13 januari 2022 is aangetroffen naast de container aan de Morgensterstraat in Zaandam. Het college is ervan uitgegaan dat [appellante] de afvalzak verkeerd heeft aangeboden, omdat haar naam en adres op een adreslabel van een in de afvalzak aangetroffen poststuk staan.
2. [appellante] betwist niet dat de aangetroffen brief van haar afkomstig is, maar stelt dat zij de brief met ander oud papier op de inzameldag voor oud papier op 13 januari 2022 op de aanbiedplaats buiten heeft gezet. [appellante] vermoedt dat iemand de brief uit haar papierbak heeft gepakt en in zijn vuilniszak heeft gestopt.
2.1. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling mag ervan worden uitgegaan dat de persoon tot wie de aangetroffen afvalstoffen kunnen worden herleid, ook de overtreder is, tenzij de betrokkene het tegendeel aannemelijk maakt. Zie voor een uiteenzetting van deze rechtspraak de uitspraak van 18 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2432. 2.2. Door het adreslabel is de afvalzak tot [appellante] te herleiden. Dit betekent dat het college mag aannemen dat zij de overtreder is, tenzij zij aannemelijk maakt dat zij niet degene is geweest die de afvalzak verkeerd heeft aangeboden. Haar verklaring dat zij de in de afvalzak aangetroffen brief met haar andere oud papier op de inzameldag voor oud papier op de aanbiedplaats buiten heeft gezet, is onvoldoende om dat aannemelijk te maken. Met het opperen van de mogelijkheid dat iemand de brief uit haar papierbak heeft gehaald en in zijn vuilniszak heeft gestopt, heeft zij niet aannemelijk gemaakt dat dat ook is gebeurd. Ook de enkele stelling van [appellante] dat zij haar afval nooit op onjuiste wijze aanbiedt en dat zij bij een volle container steeds naar een andere container loopt, betekent niet dat zij niet degene kan zijn geweest die in dit geval toch de afvalzak verkeerd heeft aangeboden.
Gelet op het voorgaande heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat zij niet degene is geweest die de afvalzak verkeerd heeft aangeboden. Het college heeft haar dan ook terecht als overtreder aangemerkt.
Het betoog faalt.
3. [appellante] heeft verder aangevoerd dat in het besluit op bezwaar ten onrechte is vermeld dat haar [partner] bij het telefonisch horen naar aanleiding van het ingediende bezwaar heeft aangegeven dat hij en [appellante] niet zeker weten tot welke afvalcontainers zij toegang hebben. Volgens [appellante] weten zij en haar partner wel degelijk bij welke afvalcontainers hun pas werkt.
De Afdeling overweegt hieromtrent dat wat hier verder van zij, de omstandigheid of [appellante] en haar partner er al dan niet van op de hoogte zijn bij welke containers hun pas werkt, niet relevant is geweest voor de beslissing op het bezwaar. Het college heeft besloten de kosten van het toepassen van spoedeisende bestuursdwang bij [appellante] in rekening te brengen omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet degene is geweest die die aangetroffen afvalzak verkeerd heeft aangeboden.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.
w.g. Uylenburg
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Melenhorst
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2022
490