ECLI:NL:RVS:2022:3056

Raad van State

Datum uitspraak
21 oktober 2022
Publicatiedatum
21 oktober 2022
Zaaknummer
202102844/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 21 oktober 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 16 februari 2021 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, had op 23 april 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, heeft hoger beroep ingesteld.

De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, betreft de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen beoordeelt, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. De Afdeling heeft deze vraag beantwoord in een eerdere uitspraak van 28 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2713) en heeft geoordeeld dat de grief van de vreemdeling slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling gegrond is verklaard.

De Raad van State heeft bepaald dat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. De staatssecretaris is ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en de verplichting van de staatssecretaris om recht te doen aan de omstandigheden van de vreemdeling.

Uitspraak

202102844/1/V2.
Datum uitspraak: 21 oktober 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 23 april 2021 in zaak nr. NL21.2374 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 16 februari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, advocaat te Arkel, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De in de enige grief aan de orde gestelde rechtsvraag over de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen waaraan voortzetting van een eerder ongeloofwaardig geachte bekering ten grondslag is gelegd, onderzoekt en beoordeelt, is beantwoord in de uitspraak van de Afdeling van 28 september 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2713. Uit deze uitspraak volgt dat de grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 16 februari 2021 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen en daarbij rekening moet houden met feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in beroep heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 23 april 2021 in zaak nr. NL21.2374;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 16 februari 2021, V-[…];
V.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. A. Kuijer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.
w.g. Kuijer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Sluis
griffier
802-984