ECLI:NL:RVS:2022:3056
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 21 oktober 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris had op 16 februari 2021 de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, had op 23 april 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. L.J. Blijdorp, heeft hoger beroep ingesteld.
De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, betreft de wijze waarop de staatssecretaris opvolgende asielaanvragen beoordeelt, vooral wanneer deze gebaseerd zijn op een eerder ongeloofwaardig geachte bekering. De Afdeling heeft deze vraag beantwoord in een eerdere uitspraak van 28 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2713) en heeft geoordeeld dat de grief van de vreemdeling slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de vreemdeling gegrond is verklaard.
De Raad van State heeft bepaald dat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. De staatssecretaris is ook veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen en de verplichting van de staatssecretaris om recht te doen aan de omstandigheden van de vreemdeling.