ECLI:NL:RVS:2022:3549

Raad van State

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
202102259/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing machtiging tot voorlopig verblijf door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 5 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 18 februari 2020 afgewezen, waarna de vreemdeling bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 31 augustus 2020 ongegrond verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 4 maart 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State heeft de zaak behandeld met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. In de uitspraak heeft de Raad van State de grief van de vreemdeling besproken en uiteindelijk het beroep gegrond verklaard. De Raad heeft de staatssecretaris gelast om het door de vreemdeling betaalde griffierecht van € 178,00 te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Wissels als voorzitter en mr. H.G. Sevenster en mr. A. Kuijer als leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat als griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 december 2022.

Uitspraak

202102259/1/V2.
Datum uitspraak: 5 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 4 maart 2021 in zaak nr. 20/7025 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2020 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 31 augustus 2020 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 maart 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.C.M. van der Mark, advocaat te Goes, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft desgevraagd een schriftelijke uiteenzetting gegeven waarop de vreemdeling heeft gereageerd.
Overwegingen
Procesbelang
Bespreking van de grief
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
III.      verklaart het beroep gegrond;
VII.     gelast dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan de vreemdeling het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 voor de behandeling van het beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.
w.g. Wissels
voorzitter
w.g. Graat
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 5 december 2022
307-992