ECLI:NL:RVS:2022:3696

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
202204240/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 5 juli 2022 het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend, die op 22 juni 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd, waarbij werd vastgesteld dat er geen bestuurlijke dwangsom was verbeurd. De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk was, wat de vreemdeling niet kon accepteren, en daarom hoger beroep aantekende.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.

Daarnaast is het beroep tegen het besluit van 22 juni 2022, waarin de staatssecretaris stelde dat er geen bestuurlijke dwangsom was verbeurd, eveneens ongegrond verklaard. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.

Uitspraak

202204240/1/V1.
Datum uitspraak: 13 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 juli 2022 in zaak nr. NL22.7959 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij besluit van 22 juni 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag ingewilligd en daarbij vastgesteld dat hij aan de vreemdeling geen bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
Bij uitspraak van 5 juli 2022 heeft de rechtbank het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, advocaat te Bussum, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
Hoger beroep
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.
Beroep tegen het besluit van 22 juni 2022
3.       Het besluit van 22 juni 2022 wordt, gelet op artikel 6:24, gelezen in samenhang met artikel 6:20, derde lid, van de Awb, van rechtswege geacht onderwerp te zijn van dit geding. De vreemdeling is het er niet mee eens dat de staatssecretaris bij dit besluit heeft vastgesteld dat hij aan hem geen bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Gelet op wat de Afdeling in de uitspraak van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353, onder 6.1, heeft overwogen, heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd. Het beroep tegen het besluit van 22 juni 2022 is daarom ongegrond.
4.       De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       verklaart het beroep tegen het besluit van 22 juni 2022, V-[…], ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Keizer
griffier
716-999