ECLI:NL:RVS:2022:37
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 6 januari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling was op 18 november 2021 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had op 7 december 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Akkas, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Raad stelde vast dat er geen grieven waren ingediend die een zelfstandig oordeel van de rechtbank bestreden, waardoor de uitspraak van de rechtbank kon worden bevestigd.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De beslissing werd genomen door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. S. Bechinka, griffier. De uitspraak werd in het openbaar gedaan op 6 januari 2022.