ECLI:NL:RVS:2022:3718
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling inzake verblijfsvergunning asiel en bestuurlijke dwangsom
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 8 september 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 april 2022 had besloten om de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen. Dit besluit werd genomen zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom die de vreemdeling zou hebben verbeurd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Krikke, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep geen nieuwe vragen oproept die relevant zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. Daarom wordt het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier. De beslissing bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank, waarmee de vreemdeling in zijn verzoek om een verblijfsvergunning asiel niet in het gelijk is gesteld.