ECLI:NL:RVS:2022:3773
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag had op 23 mei 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Tevens werd de staatssecretaris verplicht om een dwangsom van € 100,00 per dag te betalen voor elke dag dat hij deze termijn overschreed, met een maximum van € 7.500,00. De staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 december 2022 geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om hier anders over te oordelen.
Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De zaak is als 'licht' aangemerkt, waardoor een wegingsfactor van 0,5 is toegepast op de proceskostenvergoeding.