ECLI:NL:RVS:2022:3814
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraken rechtbank Noord-Nederland inzake Wob-verzoeken en verkeersboetes
In deze zaak heeft [wederpartij] beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Justitie en Veiligheid op zijn verzoek om informatie openbaar te maken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank Noord-Nederland heeft op 9 april 2021 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen om alsnog een besluit te nemen op het Wob-verzoek. Het verzoek van [wederpartij] betrof informatie over verkeersboetes die aan hem waren opgelegd, met als doel deze boetes aan te vechten. De minister heeft echter op 22 april 2021 het Wob-verzoek buiten behandeling gesteld wegens misbruik van recht.
De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraken van de rechtbank. Tijdens de openbare zitting op 14 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de hoger beroepen van de minister gegrond verklaard. De uitspraken van de rechtbank Noord-Nederland zijn vernietigd en de beroepen van [wederpartij] zijn niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling oordeelde dat [wederpartij] misbruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om Wob-verzoeken in te dienen, aangezien het doel van de verzoeken uitsluitend leek te zijn gericht op het aanvechten van verkeersboetes. Dit oordeel is in lijn met eerdere jurisprudentie van de Afdeling.