ECLI:NL:RVS:2022:3845
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen besluit staatssecretaris over verblijfsvergunning asiel
Op 21 december 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 28 maart 2022 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was ingewilligd. De staatssecretaris had echter geen bestuurlijke dwangsom vastgesteld die aan de vreemdeling was verbeurd. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling op 13 mei 2022 ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Balkenende, in hoger beroep ging.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022. De Raad van State concludeerde dat er geen nieuwe vragen waren die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de toepassing van eerder vastgestelde rechtsvragen in vergelijkbare zaken. De beslissing werd vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.