ECLI:NL:RVS:2022:3847
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag heeft op 7 juni 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500,00, voor elke dag dat de staatssecretaris de termijn overschrijdt.
De staatssecretaris heeft op 5 juli 2022 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd. In het hoger beroep dat de staatssecretaris heeft ingesteld, werd betoogd dat de rechtbank ten onrechte de dwangsom had opgelegd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de staatssecretaris binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor hij geen dwangsom verschuldigd is aan de vreemdeling. Dit betekent dat de staatssecretaris geen belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep.
De Raad van State heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de staatssecretaris volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen en de vreemdeling niet heeft aangegeven dat hij zich niet met het besluit kan verenigen. De uitspraak van de rechtbank is daarmee niet meer relevant, en er is geen beroep van rechtswege ontstaan. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.