ECLI:NL:RVS:2022:3847

Raad van State

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
21 december 2022
Zaaknummer
202203731/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank Den Haag heeft op 7 juni 2022 het beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd, met een maximum van € 7.500,00, voor elke dag dat de staatssecretaris de termijn overschrijdt.

De staatssecretaris heeft op 5 juli 2022 de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd. In het hoger beroep dat de staatssecretaris heeft ingesteld, werd betoogd dat de rechtbank ten onrechte de dwangsom had opgelegd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat de staatssecretaris binnen de door de rechtbank gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor hij geen dwangsom verschuldigd is aan de vreemdeling. Dit betekent dat de staatssecretaris geen belang heeft bij de beoordeling van het hoger beroep.

De Raad van State heeft het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat de staatssecretaris volledig aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet is gekomen en de vreemdeling niet heeft aangegeven dat hij zich niet met het besluit kan verenigen. De uitspraak van de rechtbank is daarmee niet meer relevant, en er is geen beroep van rechtswege ontstaan. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202203731/1/V1.
Datum uitspraak: 21 december 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 7 juni 2022 in zaak nr. NL22.7313 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 7 juni 2022 heeft de rechtbank dat beroep gegrond verklaard, de staatssecretaris opgedragen om binnen zestien weken een besluit op de aanvraag te nemen en bepaald dat de staatssecretaris aan de vreemdeling een dwangsom van € 100,00 verbeurt voor elke dag waarmee hij die termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,00.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 5 juli 2022 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
Overwegingen
1.       De staatssecretaris heeft binnen de door de rechtbank geboden termijn een besluit op de aanvraag van de vreemdeling genomen. Hij is de vreemdeling dus geen rechterlijke dwangsom verschuldigd. Dat betekent dat hij geen belang heeft bij de beoordeling van dit hoger beroep. Ook het zaaksoverstijgend belang van eenheid in de rechtspraak van de rechtbank Den Haag is met de uitspraak van de Afdeling van 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3353, vervallen.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
3.       Verder is de staatssecretaris in het besluit van 5 juli 2022 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoet gekomen. De vreemdeling heeft desgevraagd niet aangevoerd dat hij zich niet met dat besluit kan verenigen, zodat geen beroep van rechtswege als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, en artikel 6:24 van de Awb is ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schuurman
griffier
282-999