ECLI:NL:RVS:2022:435
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd oorspronkelijk afgewezen bij besluit van 30 januari 2020, dat later werd aangevuld op 27 mei 2020. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond in haar uitspraak van 24 augustus 2020. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 10 februari 2022 geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht heeft gegeven in de wijze waarop het onderzoek naar de geloofwaardigheid van de afvalligheid wordt uitgevoerd. Dit gebrek aan transparantie maakt het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van de besluitvorming te toetsen. De Afdeling heeft daarom het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Tevens zijn de besluiten van 30 januari 2020 en 27 mei 2020 vernietigd, en is de staatssecretaris opgedragen om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
De staatssecretaris is bovendien veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn opgekomen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep, tot een bedrag van € 2.656,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. van Kesteren, griffier, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2022.