ECLI:NL:RVS:2022:448

Raad van State

Datum uitspraak
11 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
202200625/2/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot uitzetting en opvang van vreemdeling

Op 11 februari 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 30 november 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, verklaarde op 21 januari 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij niet zou worden uitgezet voordat er op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft de vreemdeling in zijn verzoek ontvangen en heeft geoordeeld dat de vreemdeling niet mag worden uitgezet totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Tevens heeft de voorzieningenrechter bepaald dat de staatssecretaris de proceskosten van de vreemdeling moet vergoeden, die zijn ontstaan in verband met de behandeling van het verzoek. De totale kosten zijn vastgesteld op € 759,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, die in de gelegenheid was om de uitspraak te doen in aanwezigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, de griffier. De voorzieningenrechter was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 februari 2022.

Uitspraak

202200625/2/V2.
Datum uitspraak: 11 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 21 januari 2022 in zaak nr. NL21.18719 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 30 november 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 21 januari 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat hij niet wordt uitgezet voordat op het hoger beroep is beslist en dat hij opvang en verstrekkingen krijgt.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdeling niet wordt uitgezet, totdat op het door hem ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 759,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 11 februari 2022
897