ECLI:NL:RVS:2022:475
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen besluit staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot uitzetting van vreemdeling
Op 16 februari 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Bij besluit van 22 april 2021 werd de vreemdeling opgedragen de Europese Unie binnen 28 dagen te verlaten. De rechtbank Den Haag had op 5 augustus 2021 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F.C. Stoop, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, waarbij mr. M.T. Annen als griffier aanwezig was. De uitspraak is een bevestiging van de eerdere beslissing van de rechtbank, en de vreemdeling moet de Europese Unie verlaten zoals eerder opgelegd.