ECLI:NL:RVS:2022:483
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 3 maart 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht. Op 6 april 2021 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.J. Verwers, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
In de uitspraak van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:93) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overwogen dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken of de vreemdeling, wiens afvalligheid of atheïsme geloofwaardig is geacht, bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. Aangezien de staatssecretaris de afvalligheid van de vreemdeling in deze zaak geloofwaardig heeft geacht, is het noodzakelijk dat de staatssecretaris opnieuw onderzoekt of er een risico bestaat bij terugkeer naar Iran.
De Afdeling heeft het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank vernietigd en het beroep gegrond verklaard. Het besluit van 3 maart 2021 is vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw op de aanvraag te beslissen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op €2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 16 februari 2022.