ECLI:NL:RVS:2022:519
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en inreisverbod
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 3 juli 2020, waarin de rechtbank het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 25 juli 2019 werd afgewezen. Daarnaast had de staatssecretaris op 9 juni 2020 de duur van het aan de vreemdeling opgelegde inreisverbod verlaagd naar twee jaar. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. N.C. Blomjous, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen aangegeven dat de staatssecretaris beter moet onderzoeken en beoordelen of de vreemdeling, die als afvallige of atheïst wordt beschouwd, bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of onmenselijke behandeling. De eerste grief van de vreemdeling slaagde, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, evenals de besluiten van 25 juli 2019 en 9 juni 2020. De staatssecretaris moet opnieuw op de aanvraag beslissen, rekening houdend met de actuele feiten en omstandigheden.
De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten bedragen € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 17 februari 2022.