ECLI:NL:RVS:2022:568

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
202105447/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E. Steendijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inzage in politiegegevens en recht op afschrift onder de Wet politiegegevens

In deze zaak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 23 juni 2021 zijn beroep ongegrond verklaarde. Het geschil betreft het verzoek van [appellant] om inzage in politiegegevens die over hem zijn verwerkt, op basis van artikel 25 van de Wet politiegegevens (Wpg). De korpschef van politie heeft op 27 oktober 2020 aan [appellant] een overzicht verstrekt van de registraties waarin zijn persoonsgegevens zijn verwerkt, maar heeft medegedeeld dat in verband met het coronavirus in beginsel geen inzage wordt verleend in stukken. [appellant] heeft echter verzocht om afschriften van de documenten waarin zijn persoonsgegevens zijn verwerkt, wat door de korpschef is geweigerd.

De rechtbank oordeelde dat de korpschef niet in strijd heeft gehandeld met de Wpg, omdat [appellant] geen belangen heeft gesteld die zouden rechtvaardigen dat het niet verstrekken van een afschrift onevenredig zou zijn. In hoger beroep betoogt [appellant] dat hij wel degelijk belang heeft bij het verkrijgen van een afschrift, omdat hij zonder deze afschriften zijn verzoek om verbetering of verwijdering van de gegevens niet kan onderbouwen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter geoordeeld dat het recht op inzage volgens de Wpg niet inhoudt dat afschriften van documenten moeten worden verstrekt. De korpschef heeft [appellant] de mogelijkheid geboden om de documenten in te zien en aantekeningen te maken, waarmee hij zijn verzoek kan motiveren.

De Afdeling heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 23 februari 2022.

Uitspraak

202105447/1/A3.
Datum uitspraak: 23 februari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Midden­-Nederland van 23 juni 2021 in zaak nr. 20/4468 in het geding tussen:
[appellant]
en
de korpschef van politie.
Procesverloop
Bij besluit van 27 oktober 2020 heeft de korpschef het verzoek van [appellant] tot inzage van de politiegegevens die over hem worden verwerkt op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens (hierna: de Wpg) toegewezen, in die zin dat aan hem een overzicht is verstrekt.
Bij uitspraak van 23 juni 2021 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De korpschef heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 februari 2022, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. P.A.J. van Putten, advocaat te Almere, en de korpschef, vertegenwoordigd door mr. L.J. Hamstra, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       [appellant] heeft de korpschef verzocht om kennisname van op hem betrekking hebbende politiegegevens. De korpschef heeft hem een overzicht verstrekt van registraties waarin zijn persoonsgegevens zijn verwerkt. Hij heeft daarbij medegedeeld dat in verband met het coronavirus in beginsel geen inzage wordt verleend in stukken. Mocht er toch een dringende reden zijn voor inzage, dan kan [appellant] daartoe wel een verzoek indienen. In het besluit heeft de korpschef de feitelijke werkwijze bij inzage uitgelegd. Hij heeft vermeld dat er bij inzage geen afschriften van documenten zullen worden verstrekt.
2.       [appellant] wil wel afschriften van de documenten waarin zijn persoonsgegevens zijn verwerkt. Het weigeren van het verstrekken van afschriften van documenten is in strijd met het recht op vrije informatie. Hij wil een verzoek indienen om verbetering dan wel verwijdering van politiegegevens, maar zonder afschriften kan hij dit verzoek niet concreet onderbouwen.
3.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de korpschef niet in strijd heeft gehandeld met artikel 25 van de Wpg. [appellant] heeft geen belangen gesteld op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het niet verstrekken van een afschrift in zijn geval onevenredig is, aldus de rechtbank.
4.       [appellant] betoogt in hoger beroep dat hij wel degelijk een belang heeft bij het verstrekken van een afschrift. Het slechts kennis mogen nemen van de registraties door inzage te krijgen tijdens een bezoek op het politiebureau is onvoldoende om een goed onderbouwd verzoek te kunnen doen tot verwijdering of verbetering van de bekend zijnde gegevens.
5.       Dit betoog slaagt niet. Ingevolge artikel 25 van de Wpg heeft [appellant] het recht om binnen zes weken uitsluitsel te verkrijgen over de verwerking van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om die persoonsgegevens in te zien en om informatie te verkrijgen over onder meer de doelen en de rechtsgrond van de verwerking. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 14 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2750), heeft het verstrekkingenregime van de Wpg uitsluitend betrekking op politiegegevens als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wpg en niet op documenten waarin ze zijn vervat. Op grond van de Wpg kunnen dus geen afschriften worden verkregen van de documenten waarin de verwerkte politiegegevens zijn opgenomen.
De korpschef heeft [appellant] de mogelijkheid geboden de documenten in te zien, indien hij dat wenst. [appellant] kan bij het inzien van de documenten aantekeningen maken en aan de hand daarvan een verzoek om verbetering dan wel verwijdering motiveren.
6.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
7.       De korpschef hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Greben, griffier.
w.g. Steendijk
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Greben
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2022