ECLI:NL:RVS:2023:1086
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep vreemdeling tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake verblijfsvergunning asiel
Op 17 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 5 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, nadat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 4 april 2022 had besloten om de aanvraag van de vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te willigen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M. Issa, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. Dit is in overeenstemming met artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld, en concludeert dat het hoger beroep ongegrond is.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.