ECLI:NL:RVS:2023:1195
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van drie vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 2 september 2019 afgewezen, waarna de vreemdelingen bezwaar maakten. Dit bezwaar werd op 6 april 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens hebben de vreemdelingen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 29 juni 2021 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. A.M.J.M. Louwerse, hebben hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 24 maart 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld, en concludeert dat het hoger beroep ongegrond is. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.J. Jongeneel, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 24 maart 2023.