ECLI:NL:RVS:2023:1275
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 30 maart 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste instantie beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 10 december 2022 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank had op 16 januari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, hoger beroep ingesteld.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het uitlezen van de telefoon van de vreemdeling geen directe betekenis heeft voor het opleggen of voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel, zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De klacht van de vreemdeling dat hiervoor geen wettelijke grondslag zou zijn, behoeft volgens de Raad geen verdere bespreking.
De Raad van State heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier, en is openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.