ECLI:NL:RVS:2023:1280
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, die op 22 december 2022 een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 5 december 2022 deze maatregel opgelegd. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.H.K. van Middelkoop, heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 30 maart 2023 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de eerdere uitspraak van de rechtbank. De Raad van State oordeelde dat het uitlezen van de telefoon van de vreemdeling geen directe betekenis heeft voor het opleggen of voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel. De klacht van de vreemdeling dat hiervoor geen wettelijke grondslag zou zijn, werd niet verder besproken, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 30 maart 2023.