ECLI:NL:RVS:2023:1284

Raad van State

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
202204654/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake de afwijzing van een asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 30 maart 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 5 juli 2019 afgewezen. De rechtbank Den Haag had op 19 juli 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, waarop de vreemdeling hoger beroep heeft ingesteld, vertegenwoordigd door mr. D.G. Metselaar, advocaat te Amsterdam.

De Afdeling heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Eerder, op 22 maart 2023, heeft de Afdeling in twee andere uitspraken geoordeeld dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet zo ernstig is dat vreemdelingen met de Venezolaanse nationaliteit enkel door hun aanwezigheid daar een risico lopen op ernstige schade. Dit oordeel is ook van toepassing op de huidige zaak, waarbij de vreemdeling in haar grieven geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die tot een ander oordeel zouden moeten leiden.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het hoger beroep ongegrond is en heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 maart 2023, waarbij mr. N. Verheij als lid van de enkelvoudige kamer en mr. N. Tibold als griffier aanwezig waren.

Uitspraak

202204654/1/V2.
Datum uitspraak: 30 maart 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 19 juli 2022 in zaak nr. NL19.17490 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 juli 2019 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 19 juli 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. D.G. Metselaar, advocaat te Amsterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. In de uitspraak van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1054, heeft de Afdeling geoordeeld dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet zo ernstig is dat een vreemdeling met de Venezolaanse nationaliteit enkel door zijn aanwezigheid daar een risico loopt op ernstige schade. In de uitspraak van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1055, heeft de Afdeling geoordeeld dat het weigeren van de Carnet de la Patria niet leidt tot dusdanig onaanvaardbare discriminatie dat een vreemdeling die deze kaart weigert alleen al daarom asiel zou moeten krijgen. Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen. Dit betekent dat de eerste grief, voor zover gericht tegen het weigeren van de Carnet de la Patria, en de tweede grief falen.
1.1.    Dat wat de vreemdeling overigens in de eerste grief heeft aangevoerd, leidt evenmin tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift in zoverre geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Tibold
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 maart 2023
853