ECLI:NL:RVS:2023:1398
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
Op 4 maart 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 16 november 2021 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, op 9 december 2022 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Ben Ahmed, heeft hierop hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld. Het hoger beroep richtte zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank, omdat de vreemdeling niet heeft toegelicht waarom deze uitspraak volgens haar onjuist was. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, zoals vereist onder artikel 85 van de Vreemdelingenwet 2000.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 7 april 2023, en is vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. J.W. Prins, griffier.