ECLI:NL:RVS:2023:1462
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening en hoger beroep inzake uitstel van vertrek vreemdeling
Op 13 april 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die verzocht om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 18 november 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. Hiertegen maakte de vreemdeling bezwaar, maar dit werd op 17 februari 2022 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag op 20 februari 2023 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. E. Sahin, heeft hierop hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter van de Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De motivering van de rechtbank werd overgenomen, en het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. Daarom werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Vreemdelingenwet en de rol van de voorzieningenrechter in het bestuursrecht. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 april 2023, waarbij mr. J.Th. Drop als voorzieningenrechter en mr. P.A.M.J. Graat als griffier aanwezig waren.