ECLI:NL:RVS:2023:149
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing aanvraag vreemdeling voor document rechtmatig verblijf
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een document dat rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan aantoont. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 21 februari 2020 de aanvraag afgewezen. Hiertegen heeft de vreemdeling bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 16 juni 2020 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, op 3 augustus 2021 het beroep van de vreemdeling tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. De vreemdeling heeft hierop hoger beroep ingesteld, vertegenwoordigd door M.W. Badulkhan, een rechtsbijstandverlener uit Amsterdam.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 januari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank heeft in haar eerdere uitspraak geen vragen beantwoord die van belang zijn voor de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming. De Afdeling heeft vastgesteld dat het hoger beroep geen nieuwe rechtsvragen bevat die aanleiding geven om anders te oordelen dan in eerdere uitspraken. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.