ECLI:NL:RVS:2023:1515
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 22 februari 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 2 februari 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 19 april 2023 uitspraak gedaan. In de overwegingen van de uitspraak wordt gesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft volgens de Afdeling terecht en op goede gronden geoordeeld. De Afdeling neemt de motivering van de rechtbank over en concludeert dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 april 2023.