ECLI:NL:RVS:2023:1604

Raad van State

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
202206213/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 14 september 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. A.S. Sewman, heeft hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 21 oktober 2022 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

Tijdens de procedure heeft de vreemdeling laten weten dat de staatssecretaris haar asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen, omdat de overdracht aan de Italiaanse autoriteiten niet binnen de gestelde termijn had plaatsgevonden. Ondanks deze ontwikkeling handhaaft de vreemdeling haar hoger beroep, omdat zij nog belang heeft bij een uitspraak over de gemaakte proceskosten.

De Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk is, omdat zij haar doel heeft bereikt met de inhoudelijke behandeling van haar asielaanvraag. De vraag of de staatssecretaris moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten biedt onvoldoende aanleiding voor een inhoudelijke beoordeling. De Raad van State heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten, omdat het alsnog in behandeling nemen van de aanvraag een gevolg is van veranderde omstandigheden en niet van een wijziging van het in beroep bestreden besluit.

De uitspraak is gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. A.K. de Keizer, en is openbaar uitgesproken op 25 april 2023.

Uitspraak

202206213/1/V1.
Datum uitspraak: 25 april 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling], mede voor haar minderjarige kinderen,
appellante,
tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 21 oktober 2022 in zaak nr. NL22.18440 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 14 september 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij mondelinge uitspraak van 21 oktober 2022 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.S. Sewman, advocaat te Lemmer, hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft de Afdeling bij nader stuk van 29 november 2022 laten weten dat de staatssecretaris de asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen, omdat hij de vreemdeling niet binnen de termijn genoemd in artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening heeft overgedragen aan de Italiaanse autoriteiten. De vreemdeling heeft in haar nadere stuk meegedeeld dat zij haar hoger beroep handhaaft, omdat zij nog belang heeft bij een uitspraak over de in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten.
1.1.    Het hoger beroep van de vreemdeling is niet-ontvankelijk. Zij heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van haar hoger beroep, omdat zij heeft bereikt wat zij met haar hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris haar asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling heeft genomen. De vraag of de staatssecretaris moet worden veroordeeld tot vergoeding van de in beroep en hoger beroep gemaakte proceskosten, geeft onvoldoende aanleiding om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. Vergelijk (onder 1.1 en 1.4 van) de uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855.
1.2.    Niettemin moet worden bezien of de staatssecretaris met toepassing van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling moet worden veroordeeld. Daarvoor kan aanleiding bestaan als hij aan de vreemdeling tegemoetgekomen is. Van tegemoetkomen is geen sprake als een in beroep bestreden besluit is gewijzigd wegens veranderde omstandigheden. Het alsnog in behandeling nemen van de asielaanvraag van de vreemdeling wegens het verstrijken van de overdrachtstermijn is zo’n veranderde omstandigheid die zich ten tijde van het besluit van 14 september 2022 nog niet voordeed. Vergelijk (onder 1.2 van) de uitspraak van de Afdeling van 8 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1084. Daarom bestaat geen aanleiding om de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. De Keizer
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 april 2023
488-1060