ECLI:NL:RVS:2023:1684

Raad van State

Datum uitspraak
2 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
202200899/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van vreemdelingen A en B, die samen met hun minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd hebben aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvragen op 12 mei 2021 afgewezen. De vreemdelingen hebben hiertegen beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 12 januari 2022 de beroepen ongegrond heeft verklaard. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. M.K. Bulthuis, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 2 mei 2023 geoordeeld dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet zo ernstig is dat vreemdelingen met de Venezolaanse nationaliteit enkel door hun aanwezigheid daar een risico lopen op ernstige schade. Dit oordeel is in lijn met eerdere uitspraken, waaronder die van 22 maart 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:1054). De eerste grief van de vreemdelingen faalt, en ook de tweede grief leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moeten worden.

Uiteindelijk wordt het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is genomen door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier, en is uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023.

Uitspraak

202200899/1/V2.
Datum uitspraak: 2 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling A] en [vreemdeling B], mede voor hun minderjarige kinderen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 12 januari 2022 in zaken nrs. NL21.8724 en NL21.8729 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 12 mei 2021 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 12 januari 2022 heeft de rechtbank de daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroepen ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bulthuis, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 22 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1054, heeft de Afdeling geoordeeld dat de veiligheidssituatie in Venezuela niet zo ernstig is dat een vreemdeling met de Venezolaanse nationaliteit enkel door zijn aanwezigheid daar een risico loopt op ernstige schade. Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen. Dit betekent dat de eerste grief faalt.
1.1.    Dat wat de vreemdelingen in de tweede grief hebben aangevoerd, leidt evenmin tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift in zoverre geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H.J.M. Baldinger, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier.
w.g. Baldinger
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Trox
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 mei 2023
968