ECLI:NL:RVS:2023:1712

Raad van State

Datum uitspraak
3 mei 2023
Publicatiedatum
3 mei 2023
Zaaknummer
202301098/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen maatregel van bewaring

Op 3 mei 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 13 februari 2023 het beroep van de vreemdeling tegen het voortduren van de maatregel van bewaring gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De staatssecretaris heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Raad van State heeft zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. Dit is gebaseerd op het feit dat er geen hoger beroep mogelijk is tegen de uitspraak van de rechtbank over het voortduren van de maatregel van bewaring, zoals bepaald in artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000. De Afdeling oordeelde dat de argumenten van de staatssecretaris niet voldoende waren om het hoger beroep in behandeling te nemen, aangezien er geen sprake was van een onterecht proces.

De Raad van State heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn ontstaan. Het totale bedrag van de proceskosten is vastgesteld op € 837,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023, en is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.

Uitspraak

202301098/1/V3.
Datum uitspraak: 3 mei 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 13 februari 2023 in zaak nr. NL23.3662 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
de staatssecretaris.
Procesverloop
Bij besluit van 26 oktober 2022 heeft de staatssecretaris de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 13 februari 2023 heeft de rechtbank het door de vreemdeling ingestelde beroep tegen het voortduren van de bewaring gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van die dag bevolen en schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.A. Hardoar, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.       Wat de staatssecretaris in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
3.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 837,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W. Schippers, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schippers
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 3 mei 2023
873