ECLI:NL:RVS:2023:1872
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de overdracht van een vreemdeling aan Spanje
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 17 november 2022 is genomen. De staatssecretaris heeft bepaald dat de vreemdeling wordt overgedragen aan Spanje. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, die op 15 december 2022 de zaak ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Dogan, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, wat betekent dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De Raad van State oordeelt dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden, zoals bedoeld in artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
De beslissing houdt in dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 11 mei 2023.