ECLI:NL:RVS:2023:1907
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling bij intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S.J. Koolen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 9 juni 2021. De vreemdeling heeft op 23 augustus 2022 het hoger beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 17 mei 2023.
De Afdeling heeft geoordeeld dat, ingevolge artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de staatssecretaris kan worden veroordeeld tot vergoeding van proceskosten in geval van intrekking van het hoger beroep, mits het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het hogerberoepschrift. In dit geval heeft de staatssecretaris de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend, wat als tegemoetkoming wordt beschouwd.
De staatssecretaris heeft aangeboden de kosten van de verleende rechtsbijstand te vergoeden ter waarde van 1 punt, maar de vreemdeling heeft hier niet mee ingestemd en verzocht om een vergoeding voor zijn schriftelijke reactie op vragen van de Afdeling. De Afdeling heeft geoordeeld dat de vreemdeling recht heeft op een vergoeding van 0,5 punt voor deze reactie en heeft ook aanleiding gezien om de kosten van de in beroep verleende rechtsbijstand te vergoeden.
De Afdeling heeft uiteindelijk besloten dat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling moet vergoeden voor de proceskosten tot een bedrag van € 2.929,50, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.