ECLI:NL:RVS:2023:1921
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft de vreemdeling, mede namens haar minderjarige kinderen, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 4 juli 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit gericht was tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tevens had de rechtbank het beroep ongegrond verklaard voor zover dit gericht was tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 24 mei 2022, waarbij de asielaanvraag was ingewilligd zonder dat er een bestuurlijke dwangsom was verbeurd.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om hier anders over te oordelen.
De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 22 mei 2023.