ECLI:NL:RVS:2023:1955
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 1 juni 2021 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 23 maart 2022 het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde de afwijzing, met de opdracht aan de staatssecretaris om een nieuw besluit te nemen. De staatssecretaris heeft vervolgens op 10 november 2022 de aanvraag alsnog ingewilligd, waardoor de vreemdeling het doel van de procedure heeft bereikt.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in deze uitspraak geoordeeld dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien zijn aanvraag inmiddels is ingewilligd. Desondanks werd er gekeken naar de mogelijkheid om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris stelde dat de inwilliging van de aanvraag voortkwam uit de eerdere uitspraak van de rechtbank, en niet uit de argumenten die de vreemdeling in hoger beroep had aangevoerd.
De Afdeling concludeerde dat er geen aanleiding was om de staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen, omdat het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier. De uitspraak vond plaats op 24 mei 2023.