ECLI:NL:RVS:2023:1976
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
In deze zaak hebben de vreemdelingen, [vreemdeling 1], [vreemdeling 2] en [vreemdeling 3], hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 29 juni 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdelingen gegrond verklaard en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid opgedragen om binnen zestien weken een besluit te nemen op hun aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tevens werd de staatssecretaris een dwangsom opgelegd van € 100,00 per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 7.500,00.
In hoger beroep heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling verwijst naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare rechtsvragen zijn behandeld.
De staatssecretaris heeft in een besluit van 22 augustus 2022 de aanvraag van de vreemdelingen ingewilligd. De vreemdelingen hebben desgevraagd niet aangegeven dat zij zich niet met dit besluit kunnen verenigen, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden.