ECLI:NL:RVS:2023:1987
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel voor vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 19 april 2023 het beroep van de vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet-ontvankelijk heeft verklaard. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 15 juli 2021 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.E. Muller, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de rechtbank de afwijzing van de aanvraag door de staatssecretaris terecht heeft gehandhaafd. De rechtbank heeft in haar beoordeling rekening gehouden met eerdere uitspraken, waaronder een uitspraak van de Afdeling van 5 december 2022. De rechtbank oordeelde dat het standpunt van de staatssecretaris, dat hij de vreemdeling ongeloofwaardig achtte in haar verklaring dat zij lesbisch is, niet evident onjuist is. Dit oordeel behoeft volgens de Raad van State geen verdere motivering, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De staatssecretaris is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 24 mei 2023.