ECLI:NL:RVS:2023:209
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 18 januari 2023 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 juli 2022 de aanvraag ingewilligd, maar zonder vaststelling van een bestuurlijke dwangsom. De rechtbank had op 29 september 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard.
In het hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. E.R. Coene, werd gesteld dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld. De Raad van State oordeelde echter dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor was dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 18 januari 2023, door mr. C.M. Wissels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. G.A. van de Sluis, griffier.