ECLI:NL:RVS:2023:2131
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op asielaanvraag
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 5 juli 2022. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk verklaard voor zover dit gericht was tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tevens had de rechtbank het beroep ongegrond verklaard voor zover dit gericht was tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 7 april 2022, waarin de asielaanvraag was ingewilligd zonder dat er een bestuurlijke dwangsom was vastgesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 1 juni 2023 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moesten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, was eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 30 november 2022.
De Afdeling bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Schuurman, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 1 juni 2023.