ECLI:NL:RVS:2023:2159
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Raad van State in hoger beroep tegen uitspraak over vreemdeling in bewaring
Op 5 juni 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 10 maart 2023 geoordeeld dat het beroep van de vreemdeling tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om hem in bewaring te stellen gegrond was en had schadevergoeding toegekend. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank in haar uitspraak heeft beslist op een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000. Aangezien de vreemdeling het alleen niet eens was met de toekenning van schadevergoeding, kon er geen hoger beroep worden ingesteld volgens artikel 84, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. De Raad van State heeft geconcludeerd dat de rechtbank ten onrechte had aangegeven dat er wel hoger beroep mogelijk was.
Daarom heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zich onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 5 juni 2023, waarbij mr. H.G. Sevenster als lid van de enkelvoudige kamer de beslissing heeft vastgesteld, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.