ECLI:NL:RVS:2023:2224

Raad van State

Datum uitspraak
8 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
202302166/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 5 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 27 maart 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Jankie, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

In de procedure heeft de staatssecretaris op 9 mei 2023 laten weten dat hij zijn eerdere besluit heeft ingetrokken en dat de asielaanvraag van de vreemdeling nu in de nationale asielprocedure zal worden behandeld. Dit gebeurde omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De vreemdeling heeft geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, aangezien haar asielaanvraag inmiddels in behandeling is genomen. De staatssecretaris hoeft in dit geval geen proceskosten te vergoeden, zoals ook blijkt uit eerdere uitspraken.

De beslissing is op 8 juni 2023 openbaar uitgesproken door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.

Uitspraak

202302166/1/V1.
Datum uitspraak: 8 juni 2023
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 27 maart 2023 in zaak nr. NL23.614 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 27 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Jankie, advocaat te Den Haag, hoger beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
1.       Bij brief van 9 mei 2023 heeft de staatssecretaris aan de Afdeling laten weten dat hij zijn besluit van 5 januari 2023 heeft ingetrokken en dat hij de asielaanvraag van de vreemdeling in de nationale asielprocedure zal behandelen, omdat de overdrachtstermijn bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening (PB 2013, L 180) is verstreken.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De vreemdeling heeft namelijk onvoldoende belang bij een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep, omdat zij heeft bereikt wat zij met haar hoger beroep beoogt doordat de staatssecretaris haar asielaanvraag alsnog in behandeling heeft genomen.
3.       Uit de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2, volgt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden wanneer hij, zoals in dit geval, als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog in behandeling neemt.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. Verheij
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juni 2023
941