ECLI:NL:RVS:2023:2264
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake asielaanvraag en verantwoordelijkheidskwesties onder de Dublinverordening
Op 12 juni 2023 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die door de staatssecretaris op 27 december 2022 niet in behandeling was genomen. De staatssecretaris stelde dat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank had echter op 1 maart 2023 geoordeeld dat de staatssecretaris een nieuw besluit moest nemen, omdat de aanvraag niet correct was afgehandeld.
In het hoger beroep betoogde de staatssecretaris dat de rechtbank niet had onderkend dat een 'circular letter' van de Italiaanse autoriteiten geen reden was om Italië niet verantwoordelijk te houden voor de asielaanvraag. De Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde echter dat er op basis van recente uitspraken en berichtgeving van de Italiaanse autoriteiten een reëel risico bestaat dat vreemdelingen in Italië in een situatie van materiële deprivatie terechtkomen. Dit zou in strijd zijn met de internationale verplichtingen van Italië. De staatssecretaris kon niet overtuigend aantonen dat Italië nog steeds aan zijn verplichtingen zou voldoen.
De Afdeling concludeerde dat het overdrachtsbesluit van de staatssecretaris onrechtmatig was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 837,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. C.C.W. Lange, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. J. Verbeek.